vrijdag 20 december 2013

De Mainstream Pers 105


Max van Weezel: 'Ik stelde veel te harde vragen...' 

Eerder verwees ik naar Max van Weezel als illustrerend voorbeeld van het opportunisme van de Nederlandse parlementaire pers. In 1983 was Van Weezel betrokken bij een interview met de leider van de extreem-rechtse Centrum Partij, drs. Hans Janmaat. Het vraaggesprek was onderdeel van de  themamaand over de verrechtsing in Nederland. Interessant is de reactie van Max van Weezel een kwart eeuw na na dato:
‘Het interview zegt veel over de tijdgeest van 1983. Ik zelf werkte toen bij Vrij Nederland, een van de eerste tijdschriften die bijvoorbeeld Amsterdamse trambestuurders aan het woord liet die hun beklag deden over de grote auto’s van Surinamers die op de hoek van de Albert Cuyp de rails blokkeerden. Niet omdat we het met de bestuurders eens waren, maar omdat het interessant was om te weten wat hen dwars zat.  Dat kwam ons meteen op dreigementen van antidiscriminatiebureau’s en advocatenkantoren te staan. We zouden ons schuldig hebben gemaakt aan racisme. Een zelfde ervaring had ik toen ik voor VN Hans Janmaat interviewde. Alweer advocaten op de stoep. In dat klimaat vond de VPRO het taboedoorbrekend om Janmaat kritisch aan de tand te voelen. Alleen dat voornemen leidde al tot opgefokte reacties - ook in mijn eigen vriendenkring. Daardoor ging ik wel erg geharnast de uitzending in. Ik stelde veel te harde vragen waardoor Janmaat zich de rol van underdog kon aanmeten. Geen goede journalistiek dus. Overigens is de kwestie niet van actualiteit ontbloot. Laatst maakte het prestigieuze televisieprogramma Question Time van de BBC ongeveer dezelfde fout als wij in 1983: ze hadden Nick Griffin van de British National Party uitgenodigd en daar kwam zoveel kritiek op dat ze hem uiteindelijk veel te hard op de pijnbank legden. Het liep uit op een soort televisietribunaal waar alleen de British National Party baat bij had. Journalisten weten dus kennelijk in zijn algemeenheid niet hoe ze met rechtsradicale of populistische politici moeten omgaan. De kritiekloze wijze waarop een groot deel van de parlementaire pers nu over de PVV bericht, lijkt me ook niet alles. Maar wat is wel de goede balans?
Max van Weezel.’

Wat allereerst opvalt is dit: Het interview zegt veel over de tijdgeest van 1983.’ Met andere woorden: de wijze van interviewen typeert de kritische jaren tachtig. Had Van Weezel in een andere tijdgeest geleefd dan had hij zich anders opgesteld. Hoe is niet zo belangrijk, veel kenmerkender is dat hij daarmee aangeeft mee te drijven met de mainstream. De tijdgeest was vanaf de tweede helft van de jaren zestig tot de eerste helft van de jaren tachtig kritisch geweest, minder gezagsgetrouw, vernieuwend, en in lijn met de tijdgeest handelde Max van Weezel. Maar toen die tijdgeest onder druk van het opkomende neoliberalisme weer autoritairder werd, veranderde ook Max van Weezel en met hem de hele Nederlandse mainstream-journalistiek, en zeker de parlementaire pers. Van communist dreef Van Weezel geleidelijk aan naar het midden en in sommige aspecten zelfs naar rechts, zoals ondermeer duidelijk werd uit zijn zionistische propaganda. Zo verscheen in 2001 het boek Op Heilige Grond. Achter de schermen van het vredesproces in het Midden-Oosten, dat hij samen met zijn zionistische vriend Leonard Ornstein had geschreven. Het werd als volgt aangekondigd:

Op heilige grond woedt een van de bitterste conflicten uit de wereldgeschiedenis: al bijna honderd jaar betwisten joden en Arabieren elkaar de zeggenschap over het land van melk en honing. Regelmatig laait de onenigheid vervaarlijk hoog op, maar er zijn ook perioden van hoop en verwachting. Sinds de Oslo-akkoorden van 1993 leek zelfs een definitieve oplossing van het conflict in zicht - de zeven vette jaren van het vredesproces braken aan. In september 2000 sloeg de vlam echter opnieuw in de pan. Met een uiterst ongewisse afloop.

'Op heilige grond' vormt de weerslag van deze moeizame vredesonderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen, geschreven door twee Nederlandse journalisten die de ontwikkelingen al jarenlang op de voet volgen. Ze laten de lezer kennismaken met de hoofdrolspelers in het vredesproces, beschrijven de alledaagse werkelijkheid van de gewone Israëliërs en Palestijnen, en proberen te verklaren waarom een compromis in het Midden-Oosten zo moeilijk te bereiken is. Samen de heilige grond delen, zo wordt pijnlijk duidelijk, vraagt bijna het onmogelijke van de twee gepassioneerde partijen. Dit boek is onmisbaar voor wie geïnteresseerd is in de voorgeschiedenis van de geweldsexplosie die zich sinds september 2001 In het Midden-Oosten voordoet.

Leonard Ornstein en Max van Weezel bezochten voor Vrij Nederland het Midden-Oosten tientallen keren. In 1995 ontvingen ze de Anne Vondelingprijs voor politieke journalistiek.



Max van Weezel's 'Vredesproces' in actie. Israelische militairen schietend op Palestijnse demonstranten, zoals ik zelf als journalist meer dan eens gezien heb.

‘Tientallen keren [bezochten]’ beide gelauwerde journalisten het ‘Midden-Oosten,’ ze ‘beschrijven de alledaagse werkelijkheid van de gewone Israëliërs en Palestijnen,’ maar er moet toch iets fout zijn geweest met de manier waarop in elk geval Max van Weezel keek, want  een paar jaar na het verschijnen van dit ‘onmisbaar’ boek ‘voor wie geïnteresseerd is in de voorgeschiedenis van de geweldsexplosie die zich sinds september 2001 in het Midden-Oosten voordoet,’ verklaarde hij impliciet van niets te weten. Nadat de kritische joods-Israelische Amira Hass van de kwaliteitskrant Haaretz in de Amsterdamse Balie ruim een uur lang voor een volle zaal over de Israëlische terreur tegen de Palestijnse burgerbevolking had verteld, riep Van Weezel met gespeelde ontsteltenis: ‘Waarom hebben wij in Holland niet enkele van de ontwikkelingen gezien waarover Amira Hass schreef en zag in Gaza en Ramallah? Waarom hebben wij daar nooit over gediscussieerd?’  Ik stel met nadruk dat zijn ontsteltenis gespeeld was, aangezien ik het tweetal verschillende keren met feiten had geprobeerd duidelijk te maken dat de werkelijkheid ‘achter de schermen’ wezenlijk verschilde van hun voorstelling van zaken. Ik wees ze er bijvoorbeeld op dat in al die jaren dat zij meenden dat er sprake was van een ‘vredesproces’ het aantal joodse kolonisten in bezet gebied verdubbeld was, en het Israelische leger nog steeds de Palestijnse bevolking onderdrukte en vervolgde, niet eens ‘achter de schermen’ maar ervoor, voor iedere journalist uitermate zichtbaar. Voor iedere serieuze waarnemer, journalisten als Robert Fisk en John Pilger, maar ook voor Israelische vredeactivisten als Uri Avnery was vanaf het begin duidelijk dat er geen enkele sprake was van een echt ‘vredesproces.’ Het Palestijnse grondgebied zou worden opgedeeld in een archipel van eilandjes, omgeven door het Israelische leger en Joodse nederzettingen. Zouden de Palestijnen van het de Bantoestan naar de andere willen dan moesten ze over Israelisch grondgebied en langs zionistische controleposten die de mogelijkheid schiepen, zoals nu ook het geval is, om de reservaten elk moment van de dag en de nacht voor korte of langere tijd af te sluiten. Kortom, dit zogenaamde ‘vredesproces’ maakt een levensvatbare Palestijnse staat onmogelijk en wanneer Ornstein en Van Weezel beweren ‘de alledaagse werkelijkheid’ te beschrijven, kan de enige conclusie alleen maar zijn dat het duo zijn publiek bedriegt. Ook zij wisten toen ze hun boek schreven dat het Israelisch vredesblok Gush Shalom had benadrukt dat sinds zijn aantreden als toenmalige premier, de oud-militair Ehud Barak,

het tempo van het oprichten van nieuwe nederzettingen heeft verhoogd… waarbij land wordt geconfisqueerd, Palestijnse huizen worden vernietigd en ringwegen worden aangelegd (waarvan het belangrijkste doel is om Palestijns land toe te voegen aan de nederzettingen die hij wil annexeren.) In al deze activiteiten heeft Barak meer gedaan dan Netanyahu.


Het dappere Israelische leger druk doende het 'vredesproces' uit te voeren tegenover ongewapende Palestijnse jongeren. Ook dit heb ik meer dan eens gezien, in tegenstelling tot Max van Weezel.

Nog steeds was  90 procent van de Westbank in handen van Israel, de rond 2000 naar schatting 250.000 Joodse kolonisten (inmiddels 350.000) gebruikten er zeven keer meer water dan de ongeveer 2,5 miljoen Palestijnen inwoners. Terwijl de Joodse nederzettingen in bezet gebied zich razendsnel uitbreiden geldt voor de meeste Palestijnen onder Israelisch militair gezag een bouwstop, net als in Israel zelf. Allemaal feiten die de Vrij  Nederland journalisten bewust verzwegen omdat het niet in hun zionistische propaganda pasten. Volgens eigen zeggen dachten ze tot de mislukte Camp David-onderhandelingen in 2000 dat het ‘vredesproces’ een daverend succes was. Tijdens de topconferentie onder supervisie van president Bill Clinton zouden de ‘laatste loodjes’ worden gelegd en het journalistieke koppel waren tot dan toe nog ‘erg enthousiast over het vredesproces in het Midden-Oosten,’ aldus Ornstein. Opnieuw was het ‘de tijdgeest’ en niet de werkelijkheid die de mainstream journalistiek van Max van Weezel bepaalde. Als de autoriteiten spraken van een ‘vredesproces’ dan was er sprake van een ‘vredesproces,’ punt uit. Daar ging je als spreekbuis van de politieke macht niet aan twijfelen. Zoals de huidige hoofdredacteur van Vrij Nederland opmerkte wordt de ‘aandacht van de media natuurlijk voor een belangrijk deel gestuurd’ door ‘de politieke machten’ en dit ‘geldt voor de nationale politiek, maar natuurlijk ook voor de internationale politiek. Dit geheel ‘werkt voor een deel reflexmatig. Reflexen zijn het, je bent daar geconditioneerd in.' Het gevolg is dat in 1983ik wel erg geharnast de uitzending in[ging],’ aldus Max van Weezel een kwart eeuw later over het interview met Janmaat. Onthullend is tevens dat Van Weezel het volgende opmerkte: 

Ik zelf werkte toen bij Vrij Nederland, een van de eerste tijdschriften die bijvoorbeeld Amsterdamse trambestuurders aan het woord liet die hun beklag deden over de grote auto’s van Surinamers die op de hoek van de Albert Cuyp de rails blokkeerden. Niet omdat we het met de bestuurders eens waren, maar omdat het interessant was om te weten wat hen dwars zat.


Als parlementair verslaggever die gefocust was op politici in Den Haag was Max van Weezel alles behalve geinteresseerd in wat Amsterdamse trambestuurders dachten. Het opmerkelijke nu juist is dat de parlementaire pers als allerlaatste doorhad dat door de Haagse politiek al die jaren de basis werd gelegd voor de opkomst van Fortuyn. ‘Niet spreken met de bestuurder’ was een in een serie reportages van Gerard van Westerloo en Elma Verhey over het leven van de doorsnee mens, verslagen die destijds de woede opriep van de Nederlandse ‘politiek-literaire elite,’ en wel omdat ‘het volk’ volgens de toenmalige tijdgeest verkeerde dingen zei. Naar aanleiding van het in 2003 verschenen boek van Gerard van Westerloo met de gelijknamige titel Niet spreken met de bestuurder schreef Tabe Bergman in de kritische media-publicatie Extra!

NRC Handelsblad wijst er meewarig op dat Van Westerloo een ‘romanticus’ is omdat hij ‘meent dat er een ideale democratie bestaat waar iedereen volledig en tot zijn volle genoegen aan zijn trekken kan komen.’ Zo gaat dat dus als je als journalist bezorgd bent om het democratisch gehalte van dit land en zoekt naar wegen om die te verhogen: dan ben je een romanticus en geen realist. Van Westerloo schrijft overigens nergens ‘dat er een ideale democratie bestaat waar iedereen…’ et cetera, en hij wekt ook niet de indruk hierin te geloven. Hij lijkt wel te geloven dat verdere democratisering mogelijk is. Je hoeft waarachtig geen romanticus te zijn om, gezien de huidige toestand van de Nederlandse democratie, te geloven dat het inderdaad mogelijk is, op welke wijze dan ook, om de Nederlandse maatschappij verder te democratiseren.
Volgens NRC Handelsblad vergist Van Westerloo zich: het zijn de burgers die de politiek hebben uitbesteed aan beroepspolitici, en niet de beroepspolitici die de burgers uitsluiten. Waar in dat geval de grote afkeer vandaan komt voor de huidige generatie politici - door het volk zelf naar voren geschoven - legt de recensent van NRC Handelsblad niet uit. O ja, toch wel: ook dat is de schuld van de geïndividualiseerde burger die ‘snelle, op maat gesneden oplossingen eist voor elk probleem.’
De volgende bespreking van Van Westerloo’s boek maakt duidelijk hoe gescheiden de werelden waren van Gerard van Westerloo en Max van Weezel, de journalistiek van de straat en de parlementaire journalistiek:

Niet spreken met de bestuurder

Misschien heeft u Joris Luyendijks ‘Je hebt het niet van mij, maar...’ al gelezen? Zijn verslag als ‘Nieuwspoortrapporteur’ is een trefzekere schets van de vier stammen die de vierkante kilometer van en rondom het Binnenhof bevolken. 

Wurggreep 
Politici, journalisten, voorlichters en lobbyisten houden elkaar in een liefdevolle wurggreep. De innige verstrengeling zorgt ervoor dat zij niet zonder elkaar kunnen functioneren: lobbyisten verzorgen informatie op maat inclusief uitgewerkte vragen voor overvraagde kamerleden, terwijl journalisten en politici elkaar op gezette tijden in een gunstig spotlicht zetten. 

Stammenstrijd 
Voor het oog van het televisiekijkende publiek voeren zij een verbeten stammenstrijd. Kijkend onder de microscoop versmelten de vier stammen echter tot één kaste. Soepel samenwerkende raderen in een potdicht systeem. Grootste grap (die niet verteld mag worden): de echte macht ligt niet op het Binnenhof, maar is te vinden in Brussel en op de Haagse departementen waar ambtenaren de regie voeren.

Niet spreken met de bestuurder
Mocht u na dit smakelijke voorafje nog trek hebben in een stevig hoofdgerecht, dan is de in 2003 verschenen bundel ‘Niet spreken met de bestuurder’ van Gerard van Westerloo wellicht iets voor u. De hierin verzamelde reportages, die eerder verschenen in o.a. Vrij Nederland en M-Magazine, geven een ontluisterend beeld van politiek Nederland. 

Vergrootglas 
Tussen 1984 en 2003 richtte Van Westerloo zijn vergrootglas op Amsterdamse trambestuurders en het GVA, de PvdA-fractie ten tijde van Ad Melkert, de gemeentepolitiek in Arnhem, de deelraad in Amsterdam Zuid-Oost (De Bijlmer), de leden van de Eerste Kamer, de fractie van Leefbaar Rotterdam en de (aanwas van) leden van politieke partijen in Leeuwarden. Op mild-ironische wijze en met gepaste afstand fileert hij de politieke cultuur in ons land. 

Siamese tweeling 
Belangrijkste conclusie die ik eruit haal is dat Nederland bestuurd wordt door een hermetisch afgesloten groep politici. Politici die op geen enkele manier meer een afspiegeling zijn van hun kiezersgroep en van wie de overgrote meerderheid de kost verdiende in (semi) overheidsdienst. Of dit nog steeds doet: overdag gemeenteambtenaar en in de avonduren lid van de Provinciale Staten bijvoorbeeld. Politiek en ambtenarij zijn geruisloos een Siamese tweeling geworden, onontwarbaar aan elkaar vastgeklonken. Het poldermodel in optima forma.

Verambtelijkt 
De politiek is hierdoor sterk verambtelijkt (dikke tassen met onleesbare dossiers, ingewikkelde en bureaucratische procedures, verbloemend jargon), waardoor de drempel voor niet-ingewijde burgers om toe te treden tot het politiek bedrijf alleen maar hoger is geworden. Hoewel na 2002 de politieke cultuur misschien opener en directer lijkt te zijn geworden, is het de vraag of het DNA van de Nederlandse bestuurscultuur zich zo gemakkelijk laat muteren.

Minder democratisch 
Luyendijk en Van Westerloo achter elkaar lezen ligt zwaar op de maag. Niet vanwege de leesbaarheid, zeker niet, maar wel vanwege de inhoud. Er wordt een verontrustend beeld geschetst van een land dat geregeerd wordt op basis van beeldvorming en niet op grond van inhoud. Een rechtsstaat weliswaar, maar wel een met een zeer gesloten bestuurlijke cultuur. In vergelijking met ons omringende landen blijken we een stuk minder democratisch te zijn dan ik had gedacht. 

Ontluisterend 
Voor de bühne voeren politici, journalisten, voorlichters, lobbyisten en ambtenaren hun krijgsdans op. Precies zoals het kijkende (en stemmende) publiek verwacht. Achter de schermen blijken alle danspasjes vaak al voorgeschreven en ingestudeerd te zijn. Een ontluisterend beeld.
Geplaatst door Joost 
En ook de volgende bespreking geeft een goed beeld van de failliete mainstream journalistiek, zoals Max van Weezel die bedrijft:


in Nederland zijn openbaar bestuur en politiek totaal met elkaar vervlochten. Dit betekent dat dezelfde mensen het ene moment bestuurder zijn, een paar jaar later controleur, en dan weer adviseur. Zo’n systeem heeft een sterk afstotend vermogen om buitenstaanders te weren. In nabije buitenlanden heet zo’n systeem zelfs corrupt.

Van Westerloo schrijft helaas niet met zo veel woorden op wat dit betekent: maar politici en bestuurders kunnen in Nederland nergens meer op worden afgerekend. Dat hoort niet tot de mores; die mensen moeten eeuwig met elkaar verder kunnen, of anders wel met de partijen waar ze toe behoren.

Wel is zijn thema dat de politiek en het openbaar bestuur hier autistisch is, met als gevolg dat alle visie ontbreekt. Daardoor wordt er te veel tijd besteed aan bijzaken, en geneuzel. Meest schrijnende voorbeeld in dit boek: in de PvdA-fractie onder Melkert waren er veertien kamerleden woordvoerder over het onderwerp minderheden. Daarbij had de éen zich gespecialiseerd in de gezondheid van minderheden, en ander in het onderwijs aan minderheden, en een derde in het welzijn van de minderheden…

Dit boek dringt me ook twee conclusies op over de media in Nederland. De eerste is: Van Westerloo heeft hier zo ongeveer de beste reportages verzameld die er de laatste jaren in Nederland geschreven zijn. Toch is geen in aanpak en uitwerking heel bijzonder, vergeleken met wat ik uit de Amerikaanse of Britse journalistieke traditie ken. Gedegen vakwerk is het, maar niet meer dan dat.

Iedere krant of ieder tijdschrift moet reportages van dit niveau kunnen brengen. Dat dit niet gebeurt, stemt somber.

En ook: met de kennis die Van Westerloo de lezer biedt over het falen van het openbaar bestuur in Nederland, wordt ook duidelijk dat een heleboel journalistiek slechts meehelpt een schijnwerkelijkheid in stand te houden. De democratie hier is een mythe. Dat besef stemt nog somberder.

Meer hierover later.
'Voor de bühne voeren politici, journalisten, voorlichters, lobbyisten en ambtenaren hun krijgsdans op.' Max van Weezel in actie op zijn werkplek, het virtuele wereldje van het Haagse perscentrum Nieuwspoort. 

2 opmerkingen:

Paul zei

Hoi Stan,
Dit sluit aan bij jouw stuk van vandaag hoewel het handelt over een naievere tijd toen mainstream journalisten minder blasé en cynisch waren. De link naar "one of the most famous TV-segments on the Vietnam war" is erg de moeite waard. Als je dit terugziet en ook de tekst van het krantenartikel uit 1966 begrijp je nogmaals hoe zeer het nieuws van vandaag doortrokken is met PR. Bij elkaar is het een waar gesteente van laag op laag van bullshit, bijna niet meer te ontrafelen. Het schandalige is hoe bereidwillig . journalisten vooral van de voorheen progressieve media er in meegaan. Schaamteloos mee met de tijdgeest, zoals jij terecht concludeert.

http://consortiumnews.com/2013/12/18/if-you-believe-the-goverment-youre-stupid/

Groeten, Paul

Sonja zei

Even een vrolijke noot: Paul Brill: 'Het Westerse prestige heeft betere dagen gekend'