vrijdag 15 augustus 2014

Annieke Kranenberg Volkskrant Ombudsvrouw 4


Zaterdag 22 maart 2014 deed de 'Volkskrant Ombudsvrouw,' Annieke Kranenberg, het voorkomen dat in de praktijk van alledag 'de journalistieke grenzen' van de mainstream media worden bepaald door 'de strikte scheiding tussen mening en feit.'
Dit is een diepgewortelde misvatting onder het overgrote deel van de westerse mainstream pers. Zonder deze mythe zou ze op den duur haar werk niet kunnen doen. Journalisten moeten geloven dat wat ze doen zin en betekenis heeft, in dit geval: het geven van waarheidsgetrouwe informatie op grond waarvan de democratie kan functioneren. Het punt nu is dat een aanzienlijk deel van de westerse burgers niet meer gelooft dat het in een democratie leeft, en dat de mainstream media net doen alsof dit feit geen wezenlijk probleem is. Niet alleen blijft het wantrouwen tegen politici toenemen, maar eveneens tegen hun spreekbuizen, de journalisten van de commerciële massamedia. Dit is geen mening, maar een feit. 
Ik stel dit nog eens vast in verband met het artikel van mevrouw Kranenberg, gepubliceerd op 2 augustus 2014 dat een antwoord gaf op haar klemmende vraag:
Zijn de pro-Kremlintrollen ook actief op de site van de Volkskrant?


Het zal duidelijk zijn dat de 'pro-Kremlintrollen' het Kwade vertegenwoordigen en dat de 'Volkrant-Ombudsvrouw,' en met haar de westerse mainstream pers, het Goede representeert. Deze dichotomie is kenmerkend voor elk ideologisch geloof, en dus ook voor het neoliberale kapitalisme dat claimt democratisch te zijn. Om duidelijk te maken wat ik bedoel citeer ik de Europese auteur Milan Kundera. In zijn essay The Curtain (2007) stelt hij zichzelf en ons de vraag: 
And If the Tragic Has Deserted Us?
In een poging dit te beantwoorden stelt Kundera het volgende: 

Antigone inspired Hegel to his magisterial meditation on tragedy: two antagonists face to face, each of them inseparably bound to a truth that is partial, relative, but considered in itself, entirely justified. Each is prepared to sacrifice his life for it, but can only make it prevail at the price of total ruin for the adversary. Thus both are at once right and guilty... Freeing the great human conflicts from naive interpretation as a struggle between good and evil, understanding them in the light of tragedy, was an enormous feat of mind; it brought forward the unavoidable relativism of human truths; it made clear the need to do justice to the enemy. But moral Manichaeanism has an indestructible vitality... Hitler not only brought unspeakable horror upon Europe but also stripped it of its sense of the tragic. Like the struggle against Nazism, all of contemporary political history would thenceforth be seen and experienced as a struggle between good and evil... Is this a regression? A relapse into the pre-tragical stage of humankind? But if so, precisely who has regressed? Is it History itself, usurped by criminals? Or is it our mode of understanding History? Often I think: tragedy has deserted us; and that may be the true punishment.'

Het Vooruitgangsgeloof is er niet in geslaagd de primitieve reflex te matigen om overal een vijand te zien, die — dat spreekt voor zich — het Kwaad vertegenwoordigt. Immers:

De mens wenst zich een wereld waarin het goed en het kwaad duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn, want in hem huist het ingeschapen en ontembare verlangen te oordelen alvorens te begrijpen.

Kundera wijst er daarbij op dat
Je je de toekomst wel [kunt] voorstellen zonder de klassenstrijd of zonder de psychoanalyse, maar niet zonder de onweerstaanbare opkomst van pasklare ideeën die, ingevoerd in computers, gepropageerd door de massamedia, het gevaar met zich meebrengen binnenkort een macht te worden die elk oorspronkelijk en individueel denken verplettert en zo de werkelijke essentie van de Europese cultuur van onze tijd verstikt.

Als bewonderaar van Gustave Flaubert schreef Milan Kundera dat 'het meest schokkende' in diens 'visie op de dwaasheid' het feit is dat 

de dwaasheid niet vervaagt ten overstaan van de wetenschap, de techniek, de vooruitgang of het moderne, integendeel, met de vooruitgang gaat ook zij vooruit!

In 1983 stelde Kundera tijdens een lezing in de Verenigde Staten de vraag waar de obsessieve drang vandaan kwam om de wereld te willen overheersen: 

Om rijker te zijn? Gelukkiger? Nee. De agressiviteit van het geweld is volmaakt ongeïnteresseerd, ongemotiveerd, ze wil alleen maar haar willen; ze is het zuiver irrationele. Kafka en Hasek confronteren ons... met deze reusachtige paradox: gedurende het tijdperk van de Moderne Tijd vernietigde de cartesiaanse rede één voor één alle uit de middeleeuwen geërfde waarden. Maar op het moment van de totale overwinning van de rede maakt het zuiver irrationele (het geweld dat niet meer wil dan z'n willen) zich meester van het wereldtoneel, omdat er geen enkel aanvaard waardensysteem meer is dat het in de weg zou kunnen staan.

Vanuit dit inzicht wordt begrijpelijk waarom de mainstream-journalistiek niets anders doet dan het bedrijven van propaganda voor het heersende systeem, welk systeem dit ook moge zijn. Journalisten functioneren als de hedendaagse priesters van het Vooruitgangsgeloof dat niet zonder een vijandbeeld kan bestaan. Dit verklaart ondermeer het volgende:  

het is niet zo belangrijk dat in de verschillende organen van de media de verschillende politieke belangen tot uiting komen. Achter het uiterlijke verschil heerst een en dezelfde geest. Je hoeft de Amerikaanse en Europese opiniebladen maar door te kijken, van rechts zowel als links, van Time tot Der Spiegel: in al die bladen tref je dezelfde kijk op het leven aan, die zich in dezelfde volgorde waarin hun inhoudsopgave is opgebouwd weerspiegelt, in dezelfde rubrieken, dezelfde journalistieke aanpak, dezelfde woordkeus en stijl, in dezelfde artistieke voorkeuren en in dezelfde hiërarchie van wat ze belangrijk en onbeduidend achten. De gemeenschappelijke geestesgesteldheid van de massamedia, die schuilgaat achter hun politieke verscheidenheid is de geest van de tijd,

aldus Kundera, die deze simplistische en propagandistische kijk op de werkelijkheid lijnrecht stelt tegenover de complexiteit van de roman, met al haar subtiele gelaagdheden. Al in 1866 schreef zijn collega, Gustave Flaubert in een brief aan een bevriende dame: 

U heeft het over de verdorvenheid van de pers; die maakt mij zo doodziek dat kranten me een regelrechte lichamelijke walging bezorgen. Ik lees liever helemaal niets dan die verfoeilijke lappen papier. Maar men doet al het mogelijke om er iets belangrijks van te maken. Men gelooft erin en men is er bang voor. Dat is de wortel van het kwaad. Zolang de eerbied voor het gedrukte woord niet uit de wereld is geholpen, komen wij geen stap verder. Breng het publiek de liefde voor het grote bij en het zal de kleine dingen in de steek laten, of liever gezegd het zal de kleine dingen zichzelf laten uitschakelen. Ik beschouw het als een van de gelukkigste omstandigheden van mijn leven dat ik niet in kranten schrijf. Het doet mijn beurs geen goed, maar mijn geweten vaart er wel bij en dat is het voornaamste.

Vijf jaar later liet hij in een brief aan George Sand weten: 

De hele droom van de democratie bestaat uit het verheffen van de proletariër tot het domheidspeil van de burgerman. Die droom is al gedeeltelijk verwezenlijkt. Hij leest dezelfde kranten en heeft dezelfde hartstochten.

Flaubert had een buitengewoon heldere kijk op de psyche van de moderne massamens. Hij besefte eerder dan wie dan ook dat ondanks de vooruitgang de dwaasheid niet zou wijken, een feit dat volgens zijn collega Kundera 

de grootste ontdekking was van een eeuw die zo trots was op haar wetenschappelijke rede... de dwaasheid vervaagt niet ten overstaan van de wetenschap, de techniek, de vooruitgang of het moderne, integendeel, met de vooruitgang gaat ook zij vooruit!... de moderne dwaasheid betekent niet de onwetendheid, maar de gedachteloosheid van pasklare ideeën... De flaubertiaanse ontdekking is voor de toekomst van de wereld belangrijker dan de meest schokkende gedachten van Marx of Freud. Want je kunt je de toekomst wel voorstellen zonder de klassenstrijd of zonder de psychoanalyse, maar niet zonder de onweerstaanbare opkomst van pasklare ideeën die, ingevoerd in computers, gepropageerd door de massamedia, het gevaar met zich meebrengen binnenkort een macht te worden die elk oorspronkelijk en individueel denken verplettert en zo de werkelijke essentie van de Europese cultuur van onze tijd verstikt. Zo'n tachtig jaar nadat Flaubert zijn Emma Bovary bedacht had, in de jaren dertig van de vorige eeuw, zal een ander groot romancier, Hermann Broch, spreken over de heroïsche inspanningen van de moderne roman die zich verzet tegen de golf van kitsch, maar er tenslotte door gevloerd zal worden. Het woord kitsch verwijst naar de houding van degene die tot elke prijs zoveel mogelijk mensen wil behagen. Om te behagen dien je je te conformeren aan wat iedereen wenst te horen, in dienst te staan van de pasklare ideeën, in de taal van de schoonheid en de emotie. Hij beweegt ons tot tranen van zelfvertedering over de banaliteiten die wij denken en voelen. Na meer dan vijftig jaar wordt de kernspreuk van Broch nu alleen nog maar meer waar. Op grond van de dwingende noodzaak te behagen en zo de aandacht van het grootst mogelijke publiek te trekken, is de esthetiek van de massamedia onvermijdelijk die van de kitsch en naarmate de massamedia ons gehele leven meer omsluiten en infiltreren, wordt de kitsch onze dagelijkse esthetiek en moraal.

De krant in de postmoderne samenleving ontmaskert de leugen niet, maar verspreidt hem, de krant vernietigt de domheid niet, maar propageert haar in de jacht op hoge oplages, vermenigvuldigt de domheid honderdduizendvoudig, elke dag weer. Hoe luid een krant ook de eigen voortreffelijkheid mag rondbazuinen, de krant blijft een verspreider van 'pasklare ideeën,' voorgekookte meninkjes, die de lezer de indruk moeten geven dat dit en niets anders, de werkelijkheid is.


In 1933, het jaar dat Hitler democratisch aan de macht kwam, schreef de gezaghebbende Amerikaanse hoogleraar Harold Lasswell in de Encyclopedia of the Social Sciences dat aangezien de 'masses are still captive to ignorance and superstition' de komst van de democratie 'compelled the development of a whole new technique of control, largely through propaganda.' Want, zo stelde Lasswell, 'propaganda is the one means of mass mobilization which is cheaper than violence, bribery or other possible control techniques.' En om een hoog technologische massamaatschappij zo efficient mogelijk te laten functioneren is propaganda de goedkoopste en veiligste manier voor de elite om de massa gehoorzaam te houden. Let wel, Lasswell was geen marginale figuur met wat maffe standpunten. Hij werd en wordt nog steeds alom bewonderd. Dit is wat de Nederlandse versie van Wikipedia over hem meldt:

Lasswell was één van de meest creatieve en invloedrijke wetenschappers van zijn tijd.Door gebruik te maken van een scala van psychologische en sociologische methoden in een discipline die tot dan toe alleen gebruik maakte van historische, juridische en filosofische methoden werd Harold Lasswell de grondlegger van de hedendaagse politieke wetenschap en met name de politieke psychologie. Ook op het gebied van de communicatiewetenschappen heeft hij met zijn communicatiemodel een grote invloed gehad. Op het gebied van beleidsstudies was het Harold Lasswell die de richting aangaf met de omschrijving waaraan deze (toen) nieuwe discipline moest voldoen (multi-disciplinair, probleem oplossend, expliciet normatief). 

Als één van de belangrijkste adviseurs van de politieke en economische elite verklaarde Lasswell dat propaganda onmisbaar was in een democratie omdat 'men are often poor judges of their own interests' en dus ideologisch bewerkt moeten worden om zaken te steunen die ze normaal niet zouden steunen. De commerciële massamedia spelen in dit proces een doorslaggevende rol. Ook een andere topadviseur van Amerikaanse politici en zakenmensen, Edward Bernays, waarschuwde de elite voor de gevaren van de democratie, aangezien op die manier grote groepen burgers een greep konden krijgen op hun eigen toekomst en zodoende de macht van de elite drastisch zouden beperken. In 1947 schreef Bernays een belangrijk artikel voor het prestigieuze Annals of the American Academy of Political and Social Sciences, getiteld 'The Engineering of Consent.' In dit artikel schreef Bernays dat 'the engineering of consent is the very essence of the democratic proces, the freedom to persuade and suggest.' Die 'freedom' kon alleen in handen zijn van de machtigen en rijken, die de middelen hebben om die 'vrijheid' vorm en inhoud te geven. Voor alle duidelijkheid schreef Bernays dan ook dat de gemiddelde Amerikaan 

has only six years of schooling... [Therefore] democratic leaders must play their part in... engineering consent... Today it is impossible to overestimate the importance of engineering consent; it affects almost every aspect of our daily lives.

Voor zijn invloedrijke wetenschappelijke bijdragen werd Bernays in 1949 geëerd door de American Psychological Association. Hoe invloedrijk de inzichten van Bernays waren werd hetzelfde jaar nog eens duidelijk gemaakt door het tijdschrift Fortune. De redactie ervan stelde zonder enige ironie dat 

it is as impossible to imagine a genuine democracy without the science of persuasion [ i.e. propaganda] as it is to think of a totalitarian state without coercion. The daily tonage output of propaganda and publicity... has become an important force in American life. Nearly half of the contents of the best newspapers is derived from publicity releases; nearly all the the contents of the lesser papers... are directly or indirectly the work of PR departments.

Larry Tye, de veel gelauwerde onderzoeksjournalist van The Boston Globe, onderzocht in zijn boek 'The Father of Spin. Edward L. Bernays and the Birth of Public Relations' (2002) de werkwijze van Edward Bernays, die als neef van Sigmund Freud de Amerikaanse elite de elementaire technieken van de moderne propaganda bijbracht. De conclusie van Tye is kort maar krachtig dat Bernays 'remains, in the end, a role model for propaganda who take us to war.' Bernays, die 'was named one of the 100 most influential Americans of the 20th century by Life magazine is 'the father of the spinmeisters who manipulate our perceptions of politicians,' een 'profi' die al in 1928 zijn rijke opdrachtgevers leerde dat aangezien een echte democratie in een massamaatschappij absoluut onmogelijk was: 

the engineering of consent the very essence of the democratic proces,

is oftewel 

the freedom to persuade and suggest... The conscious and intelligent manipulation of the organized habits and opinions of the masses is an important element in democratic society. Those who manipulate this unseen mechanism of society constitute an invisible government which is the true ruling power of our country.

Vanuit dit besef is het interessant te kijken naar de beweringen van 'Volkskrant Ombudsvrouw' Kranenberg. Zij schreef in haar krant: 

Eenzijdige berichtgeving
Het is voorstelbaar dat deze minderheid sterk de behoefte voelt een tegengeluid te laten horen. De reageerders klagen over de eenzijdige berichtgeving in de Volkskrant, die de schuld voor het conflict in Oekraïne bij Poetin legt en stelt dat er sterke aanwijzingen zijn dat separatisten de raket afvuurden. Honend wordt de vergelijking gemaakt met Colin Powell, die in 2003 zogenaamd 'overtuigend bewijsmateriaal' presenteerde dat Irak over massavernietingswapens beschikte. Nu loopt Europa weer blindelings achter de VS aan. Waar om stelt de krant daar geen Russisch perspectief tegenover? 
De redactie is er niet voor om propaganda en wilde speculaties door te geven, zegt een oud-Ruslandcorrespondent die Russisch spreekt en veel commentaren en analyses over Oekraïne schrijft.
Meteen vallen hier twee feiten op. Allereerst blijft de bron, 'een oud-Rusland correspondent' anoniem. Waarom? Het is in de journalistiek gebruikelijk in dit soort gevallen de bron te noemen, zodat men de lezer de kans geeft de geloofwaardigheid van de bron te kunnen toetsen via bijvoorbeeld internet. Dat de bron anoniem wordt gehouden is een zwaktebod, zeker als mevrouw Kranenberg de critici van de Volkskrant-berichtgeving over Rusland probeert te criminaliseren door hun 'ware' identiteit ter discussie te stellen. Vervolgens suggereert de 'Ombudsvrouw' een 'oud-Ruslandcorrespondent,' te citeren, zonder het citaat tussen haakjes te plaatsen, kortom, zij citeert hem juist niet, maar interpreteert zijn woorden. Waarom? Kan de bron zijn mening niet zelf formuleren, is zijn taalvermogen gebrekkig? En wat heeft de oud-correspondent gezegd? Wel: 

'De redactie is er niet voor om propaganda en wilde speculaties door te geven.' 

Hoe nu? Er gaat werkelijk geen dag voorbij zonder dat de westerse mainstream-pers geen 'propaganda en wilde speculaties door… geven.' Ik nodig de 'Volkskrant Ombudsvrouw' uit om mij een volstrekt willekeurige Volkskrant op te sturen van de afgelopen tien jaar en ik zal gedocumenteerd voor haar beschrijven welke 'propaganda' erin staat en welke 'wilde speculaties.' Mocht ik falen dan zal ik dit uitgebreid melden op mijn weblog, maar als ik slaag dan dient mevrouw Kranenberg dit in haar krant te melden. In een zogeheten volwassen democratie lijkt me dit een uiterst redelijk voorstel. Democratie staat en valt bij het uitwisselen van feiten en meningen, nietwaar? Ik verwacht een antwoord hierop. Krijg ik geen antwoord dan beschouw ik dit als een bevestiging van de stelling dat wereldwijd mainstream-journalisten van de commerciële massamedia functioneren als de ‘termieten van de reductie,’ zoals Milan Kundera hen zo terecht heeft betiteld, 'termieten' die zelfs ‘de grootste liefde terugbrengen tot een geraamte van schrale herinneringen.’
In The Freedom of the Press wees George Orwell in 1945 op de volgende feiten die de mainstream pers almaar angstvallig verzwijgt:

The sinister fact about literary censorship in England is that it is largely voluntary.

Unpopular ideas can be silenced, and inconvenient facts kept dark, without the need for any official ban. Anyone who has lived long in a foreign country will know of instances of sensational items of news — things which on their own merits would get the big headlines — being kept right out of the British press, not because the Government intervened but because of a general tacit agreement that ‘it wouldn’t do’ to mention that particular fact. So far as the daily newspapers go, this is easy to understand. The British press is extremely centralized, and most of it is owned by wealthy men who have every motive to be dishonest on certain important topics. But the same kind of veiled censorship also operates in books and periodicals, as well as in plays, films and radio. At any given moment there is an orthodoxy, a body of ideas which it is assumed that all right-thinking people will accept without question. It is not exactly forbidden to say this, that or the other, but it is ‘not done’ to say it, just as in mid-Victorian times it was ‘not done’ to mention trousers in the presence of a lady. Anyone who challenges the prevailing orthodoxy finds himself silenced with surprising effectiveness. A genuinely unfashionable opinion is almost never given a fair hearing, either in the popular press or in the highbrow periodicals.

Weet Annieke Kranenberg het beter dan George Orwell? Bezit de 'Ombudsvrouw' van een polderkrant meer ervaring en inzicht dan de grote Britse auteur van wereldnaam? Ik vrees dat dit niet het geval is. Het grote probleem is dat Kranenberg in haar eigen propaganda is gaan geloven. En zo niet, dan verneem ik graag van de 'Volkskrant Ombudsvrouw' waarom zij suggereert dat haar krant geen 'propaganda en wilde speculaties,' verspreidt.

In afwachting van haar antwoord, laat ik de lezer weten dat ik hier op terugkom.  



Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...