dinsdag 23 september 2014

Max van Weezel. Exit 5


Wat er in het gezin Van Weezel en in vele andere joodse gezinnen die de oorlog hadden overleefd speelde is zo treffend beschreven door de joods-Canadese tekenares Bernice Eisenstein, die in het aangrijpende Ik was een kind van Holocaust Overlevers (2006) het volgende schreef:

De Holocaust is een drug en ik ben in een opiumkit terechtgekomen. Mijn eerste roes heb ik gratis, argeloos, toegediend gekregen, van iedereen hier. Van de kracht ervan heb ik zojuist een glimp opgevangen, doordat ik mijn ogen liet gaan over de sporen van de naalden op elke linker-onderarm in deze kamer. En vanaf dat moment ben ik verslaafd. Ik zal erachter komen dat er geen eind is aan de dealers die ik weet te vinden voor nog één shot, nog één keer toegang tot die hallucinerende spookwereld. Mijn ouders beseffen niet eens dat ze drugsdealers zijn. Ze zouden zich nooit het soort roes kunnen voorstellen dat H teweegbrengt. Hoe ik ernaar verlang onder te duiken in zijn eindeloze diepte, hoe hij me het huis uit jaagt om in mijn eentje naar de bioscoop te gaan, naar de bibliotheek, waar ik elke film kan zien en elk boek kan lezen dat me aan Holocaust kan helpen. Ik zou hele rollen film, samen met bedrukte boekpagina's, tot een fijn poeder kunnen vermalen, in lijntjes achter elkaar neerleggen en opsnuiven. Toen ik in de twintig was heb ik de roman De laatste der rechtvaardigen van André Shwarz-Bart drie keer geïnhaleerd, alleen maar om steeds weer dezelfde dosis toegediend te krijgen. Hij leidde me naar de ultieme, onovertroffen superioriteit van Primo Levi, die me in een roes achterliet, onder mijn bed, opgekruld als een foetus, nog steeds bibberend om meer...

Er zijn geen grenzen aan hoe ver een geobsedeerde fantasie kan gaan met dit soort dingen. Maar om van die verslaving, die dwang, af te komen, zou ik mezelf moeten blinddoeken, mijn oren moeten dichtstoppen, mijn mond afplakken en de waarheid dat ik zonder de Holocaust niet zou zijn wie ik ben, moeten uitvlakken. Hij heeft me gestigmatiseerd en gebrandmerkt met zijn gestippelde kenteken op mijn onderarm, me onherroepelijk zijn wereld binnengetrokken als zijn nakomeling. Het collectieve geheugen van een generatie spreekt en ik ben gedwongen te luisteren, zijn verschrikkingen te zien en zijn verontwaardiging te voelen.

Dit proces van 'geobsedeerde fantasie' is het logische gevolg van hetgeen de joodse filosofe Hannah Arendt al 65 jaar geleden voorspelde toen ze constateerde

dat vele zionisten er inderdaad van overtuigd waren dat zij joden waren door de vijanden van het joodse volk. Hieruit concludeerden de zionisten dat het joodse volk zonder het antisemitisme in de landen van de diaspora niet overleefd zou hebben; en daarom waren zij tegen elke poging om antisemitisme op grote schaal te vernietigen. Integendeel, ze verklaarden dat onze vijanden, de antisemieten, ‘onze betrouwbaarste vrienden zijn, de antisemitische landen onze bondgenoten.’ (Herzl).

Max van Weezel's leven heeft in het teken gestaan van dat antisemitisme, dat wil zeggen: hij kan als het ware niet zonder. Ook voor hem is de 'Holocaust een drug,' een verslaving, in dit geval aan de angst. Een mens kan aan alles verslaafd raken zolang het maar in een behoefte voorziet. In het Volkskrant-interview wordt duidelijk dat zijn ouders 'als een van de weinigen van de familie' de holocaust overleefden. Zijn 'moeder wilde elke dag over de oorlog praten, vader Van Weezel liep boos de kamer uit zodra dat gebeurde.' Haar zoon Max vertelt vele jaren later tegenover de jonge scherpzinnige Volkskrant-journaliste Loes Reijmer:

Ze had veel meegemaakt: ondergedoken gezeten, haar hele familie verloren. Dan krijg je een rare verstandhouding met je moeder. Ben je trots op haar of heb je medelijden? Ik heb veel uit medelijden gedaan.

De wereld van het kind wordt zodoende op zijn kop gedraaid. De rol van de moeder is niet die van het opwekken van 'medelijden,' maar die van bescherming en liefde bieden aan haar kind, hem of haar het gevoel geven dat hij of zij een organisch onderdeel van het geheel is. Mijn Zeeuwse vader en Schotse moeder waren oorlogshelden, zij vochten met woord en daad tegen de nazi's, maar hoewel zij zwegen over hun oorlogservaringen kwamen ook zij met een stoornis uit die oorlog te voorschijn. Hoewel ik nooit medelijden met ze heb gehad, merkte ik dat ook zij getekend waren door de oorlog. Pas op latere leeftijd begon ik te beseffen dat ik een bepaalde affectie in mijn jeugd heb gemist. Desondanks is mijn leven er nooit door bepaald geweest, ik deed veel uit verzet tegen het onrecht, en beschouw me, met gepaste trots, nog steeds een radicaal die weigert zich te laten corrumperen door status en inkomen. Degene die zich nooit weet los te maken uit zijn/haar jeugdervaringen blijft geketend aan de onvrijheid van het verleden dat nooit meer kan veranderen. Ik heb veel fouten gemaakt, zelfs grote, maar ik kan mijzelf toch in de ogen kijken. Ik verschil wezenlijk van mijn generatiegenoten als Max van Weezel die tegenover de Volkskrant sprak over de benauwende rol die de familiegeschiedenis speelde bij de beslissing om al dan niet een kind te krijgen:

Daar hebben we de eerste vijftien jaar van onze relatie heel serieus over gediscussieerd: moet je na Auschwitz kinderen willen? Kun je het kinderen aandoen om op te groeien in deze wereld? 

De interviewster vertelt:

Nu is het dochter Natascha die met haar interesse in de Tweede Wereldoorlog en Israel haar vader dwingt om ook meer met het verleden bezig te zijn. Ze maakte er een documentair over, 'Elke dag 4 mei,' en werkt aan een boek. 

Max van Weezel zegt daarover: 

Het was een eyeopener, een kind dat zegt: 'Mijn ouders zijn best vreemd, je moet ze thuis eens zien.' Op haar 4de verjaardag zaten alle kinderen hier aan tafel rond een taart, terwijl Anet en ik voor de tv naar het begin van de Golfoorlog zaten te kijken.

Anet Bleich.

En zo herhaalt de geschiedenis zich, 'Elke dag 4 mei,' elke dag dodenherdenking, elke dag Auschwitz, elke dag de onzekerheid van vader Max en moeder Anet, elke dag het cultiveren van het trauma tot het erfelijk overdraagbaar is geworden en het geslacht werkelijk verdoemd raakt. Aan het feit dat de christelijke cultuur hen heeft getraumatiseerd, ontleent het echtpaar nu het recht om de Palestijnse bevolking te traumatiseren.  Het was aan het begin van de Tweede Intifada dat Anet Bleich in de Volkskrant stelde dat de 

hoofdverantwoordelijke voor het geweld dat de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook al meer dan een maand teistert 

de Palestijnse leider Arafat was, terwijl Bleich wist dat er geen sprake was van een Vredesproces, maar dat Israel gewoon doorging met het stelen van Palestijns land en het isoleren door roadblocks van de Palestijnse bevolking. Dit is wat in 2007 de joods-Israelische hoogleraar Edith Zertal hierover tegen mij zei:

Sinds de Oslo-akkoorden in 1993 zijn er meer Joodse nederzettingen gebouwd dan voorheen. Het zogenaamde vredesproces is het middel bij uitstek dat Israël helpt het beleid van de langzame dé-arabisering ten uitvoer te brengen. Daarom zal de wereld de Israëli’s een duidelijke boodschap moeten geven, namelijk: 'als jullie vrede en verzoening willen, zullen jullie allereerst moeten erkennen wat er in 1948 is gebeurd.' (de etnische zuivering door het met geweld verdrijven van rond driekwart van de Palestijnse bevolking svh). De Joden in Israël moeten ophouden het te ontkennen, ze moeten verantwoording voor hun misdaden nemen. Daarnaast zouden ze officieel moeten verklaren dat er een automatisch recht op terugkeer is voor de slachtoffers van de etnische zuiveringen, zoals overigens het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken op zijn website bepleit. Alleen in het geval van de Palestijnen verzwijgt Washington de Israëlische etnische zuivering. Een tweede boodschap aan de Israëli’s zou moeten zijn dat ze onmiddellijk moeten ophouden met de politiek van het etnisch zuiveren, die sinds 1948 wordt gevoerd. En de Israëli’s moet duidelijk worden gemaakt dat het ontmenselijken van de oorspronkelijke bevolking slechts tot misdaden leidt. Dit moet niet bij een vermaning blijven, het veroordelen van mijn volk helpt niet, Israëli’s zijn totaal immuun voor veroordelingen, ze lachen erom, want ze weten dat die geen consequenties hebben dankzij het Amerikaanse vetorecht. Alleen een boycot zal effectief zijn. Europa zou 'de Joodse natie' moeten boycotten, net zoals ze deed met Zuid-Afrika toen daar misdaden tegen de menselijkheid werden begaan. Anders gaat het onrecht gewoon door. Sterker nog: er is sprake van een escalatie, op korte termijn zullen de Palestijnen worden geconfronteerd met nog wredere Israëlische beleidsdaden. Het einde van de verdrijvingen uit Palestina is nog lang niet in zicht. Op dit moment stuurt Israël aan op een etnische zuivering van de West Bank en Gaza. Het resultaat van die politiek zal verschrikkelijke reacties oproepen tegen de Joden in Israël en ik durf zelfs te zeggen tegen de joodse gemeenschappen in de rest van de wereld.

Idith Zertal doceert geschiedenis en cultuur aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem en is door haar publicaties in brede kringen bekend. Ze was als hoogleraar verbonden aan zowel de Universiteit van Chicago als aan de prestigieuze École des Hautes Études en Sciences Sociales in Parijs, en doceert momenteel ook aan het Institut für Jüdische Studien van de Universiteit van Bazel. Haar boeken zijn naast het Hebreeuws in het Engels, Frans, Duits en Spaans verschenen. In haar opzienbarende studie Israël’s Holocaust and the Politics of Nationhood (2002) laat de historica zien hoe 

het proces van het heilig verklaren van de Holocaust – dat op zichzelf al een vorm van devaluatie is -- gekoppeld aan het concept van de heiligheid van het land… een vaderland heeft veranderd in een tempel en een eeuwig altaar.

Professor Zertal zet helder uiteen op welke manier de herinnering aan de Holocaust een ideologisch wapen werd voor een verwerpelijke zionistische politiek, en in feite ten koste ging van de ware slachtoffers zelf. 

Terwijl de Israëlische samenleving de herinnering aan de Holocaust nationaliseerde – door leiders en woordvoerders die ‘daar’ niet geweest waren – en organiseerde… in een geritualiseerde, didactische herinnering, die een nationale les uitdraagt in overeenstemming met haar visie, sloot ze de directe boodschappers van deze herinnering uit – zo’n kwart miljoen Holocaust-overlevenden die naar Israël waren gemigreerd.

Het werk van de vooraanstaande Israelische academica wordt door de Nederlandse mainstream-pers doodgezwegen omdat haar analyse niet past in de pro-Israel propaganda. Ik heb haar daarom geïnterviewd voor mijn boek De oneindige oorlog.

Hoewel de Nederlandse journaliste Anet Bleich de Palestijnse leider Arafat in feite de schuld gaf voor het zionistisch geweld tegen de Palestijnse bevolking wist de Israelische politiek top maar al te goed dat dit nonsens was. De beste bronnen zijn natuurlijk de betrokkenen zelf. Dit is wat de joods-Israelische politicus Shlomo Ben-Ami daarover verklaarde: 'in de praktijk waren de Oslo-akkoorden gebaseerd op een neo-kolonialistische basis, op een leven van afhankelijkheid… voor altijd.’ Dat het zogeheten Vredesproces op niets uitliep was volgens hem onvermijdelijk, aangezien de ‘mislukking in de genetische code van Oslo vastgelegd was.' En dat weer was, volgens hem, het gevolg van het feit dat het zionisme niet alleen een nationale bevrijdingsbeweging was voor de joden, maar onlosmakelijk daarmee ‘een beweging om te veroveren, te koloniseren en het vestigen van nederzettingen.’ Voor alle duidelijkheid, Shlomo Ben Ami is een Israelische voormalige minister van Buitenlandse Zaken en was onder premier Barak de belangrijkste Israelische onderhandelaar bij de Camp David-bijeenkomsten. Ben-Ami voegde daar later aan toe: ‘Als ik Palestijn was zou ik Camp David ook afgewezen hebben.’ Die uitspraak haalde nooit de wereldpers. De pro-Israël-berichtgeving onderstreept nog eens hoe succesvol het werk van de pro-Israël-lobby is.

In mijn boek over Israel en Palestina staat tevens een interview met de Amerikaanse hoogleraren John J. Mearsheimer en Stephen M. Walt, de auteurs van de Israël-Lobby (2007), een baanbrekende analyse van de invloed en werkwijze van de machtige Amerikaanse Israël-lobby. Mearsheimer is hoogleraar Politieke Wetenschappen aan de Universiteit van Chicago, wiens artikelen in onder andere The New York Times en The Atlantic Monthly verschijnen. Walt is hoogleraar Internationale Betrekkingen aan de prestigieuze Harvard Universiteit. Laatst genoemde zei tegen mij over de pro-Israel propaganda van de westerse mainstream-pers:

Dat is dan ook de reden waarom de meeste Amerikanen niet weten dat vanaf herfst 1993, toen de Oslo-akkoorden werden ondertekend, tot de herfst van 2000, toen de tweede intifada uitbrak, de Israëlische overheid maar liefst 16.000 hectare Palestijns land kon confisqueren. Bovendien werd in bezet gebied bijna 400 kilometer aan toegangswegen voor de Joodse kolonisten aangelegd, verdubbelde het totale aantal kolonisten en kwamen er 30 nieuwe nederzettingen bij. Daarnaast weigerde Israël de toezegging uit te voeren om gebied terug te geven, en zette een stelsel van militaire controleposten op dat de bewegingsvrijheid van de Palestijnse bevolking ernstig beperkte en hun economie grote schade toebracht. Let wel, dit is dus allemaal gebeurt tijdens het door president Clinton gesteunde zogenaamde ‘vredesproces’ en is volledig in strijd met het officiële Amerikaanse buitenlandse beleid, dat volgens Washington gebaseerd is op het respecteren van het internationaal recht. Desondanks kon Bill Clinton tegen al die Israëlische schendingen niets effectiefs ondernemen, net zomin als zijn voorgangers dit konden en zijn opvolger dit kon. Sterker nog, de Verenigde Staten heeft de afgelopen 40 jaar het Israëlische nederzettingen-beleid gesubsidieerd. Ook dit bewijst de kracht van de Amerikaanse Israëllobby. De lobby is zelfs in staat het Amerikaanse buitenlandse beleid tegengesteld te laten zijn aan de eigen uitgangspunten. Welke landen steunden bijvoorbeeld onvoorwaardelijk het geweld tegen Irak? Behalve Koeweit, dat door Irak bezet was geweest, was dat alleen Israël. En wie wilden binnen de Verenigde Staten een oorlog? Niet de militairen, niet het ministerie van Buitenlandse Zaken, niet de inlichtingendiensten, ook niet de olielobby, het waren alleen de neoconservatieven met hun nauwe banden met de Israëllobby en de leiders van de lobby zelf. Ze wisten Bush en Cheney ervan te overtuigen dat de illegale inval een uitstekend idee was.

En via deze achtergrondinformatie zijn we weer terug bij de zionistische journalist Max van Weezel, volgens de Volkskrant 'icoon binnen de Haagse journalistiek.' Ook bij hem is sprake van 'het heilig verklaren van de Holocaust – dat op zichzelf al een vorm van devaluatie is,' zoals Edith Zertal dit kwalificeert. Daar komt nog bij dat hoe gruwelijk de Holocaust is geweest, deze genocide absoluut niet uniek is, zoals Van Weezel en Bleich menen. De Zweedse hoogleraar en auteur Sven Lindqvist schreef in zijn boek Exterminate all the Brutes (1996), dat

Auschwitz de moderne industriële toepassing [was] van een politiek van uitroeiing waarop de Europese overheersing van de wereld […] lang heeft gesteund.

Hij voegde hieraan toe dat de

Europese vernietiging van de 'inferieure rassen' van vier continenten de grond voorbereidde voor Hitlers vernietiging van zes miljoen joden in Europa […] Het Europese expansionisme, vergezeld als het was door een schaamteloze verdediging van het uitroeien, schiep manieren van denken en politieke precedenten die de weg baanden voor nieuwe wandaden, die uiteindelijk culmineerden in de gruwelijkste van alle: de Holocaust […] En toen hetgeen was gebeurd in het hart der duisternis werd herhaald in het hart van Europa, herkende niemand het. Niemand wilde toegeven wat iedereen wist. Overal in de wereld waar kennis wordt onderdrukt, kennis die als ze bekend zou worden gemaakt ons beeld van de wereld aan gruzelementen zou slaan en ons zou dwingen om onszelf ter discussie te stellen – daar wordt overal het Hart der Duisternis opgevoerd. U weet dat al. Net als ik. Het is geen kennis die ons ontbreekt. Wat gemist wordt is de moed om te begrijpen wat we weten en daaruit conclusies te trekken.

Dit maakt de moord op zes miljoen joden niet een minder grote misdaad, maar het toont wel aan dat genocide al veel langer een onlosmakelijk onderdeel vormde van de blanke, christelijke politiek, en dat wat met de joden gebeurde alles behalve uniek was. Het van generatie op generatie doorgeven dat 'elke dag 4 mei,' is een politieke daad die de verwerking onmogelijk maakt, en de groei van het individu onmogelijk maakt. Van Weezel  zelf maakt dit onbewust duidelijk wanneer hij stelt:

Ik denk dat ik, om er niet aan onderdoor te gaan, de identiteit heb gekozen van de geslaagde Haagse verslaggever voor Vrij Nederland.

Omdat zijn identiteit zich niet organisch kon ontwikkelen binnen het gezin waarin hij opgroeide, was hij gedwongen een valse identiteit aan te nemen, een geleende identiteit, namelijk die van de succesvolle parlementaire journalist strevend naar schouderklopjes van politici, en die aan het einde van zijn loopbaan ineens ontdekt dat hij geen identiteit bezit, omdat uiteindelijk ook de geleende identiek van de 'geslaagde Haagse verslaggever voor Vrij Nederland' hem ontvalt. Het moet een extra hard gelach voor hem zijn dat zijn column hem is ontnomen nu Vrij Nederland dreigt failliet te gaan en de lezer geen behoefte meer heeft aan de vaak propagandistische stukken van iemand met een valse identiteit. Alle glans is verdwenen, de roem blijkt vervluchtigd te zijn. Hoe nu verder, nu het tragische niet meer te ontvluchten is? Volgende keer meer.



1 opmerking:

Bauke Jan Douma zei

'''De belangrijkste levensles die ik heb geleerd gaat over vertrouwen in mensen. Dat kreeg je vroeger mee van je ouders als je net na de Tweede Wereldoorlog werd geboren en joods was. Als ik iemand leer kennen vraag ik me af of ik in tijden van nood bij hem of haar zou durven onderduiken, zou ik me bij deze persoon veilig en geborgen voelen?' ''


Bij Max van Weezel, en vele vele vele anderen die in dat soort termen denken, komt het
nooit ook maar een fractie van een seconde in hen op, dat de vraag niet is of je bij
iemand zou kunnen onderduiken, maar wie jij, jijzelf, wel of niet onderduik zult
verschaffen!
.

In dat opzicht heeft Van Weezel de schijn tegen, maar dat komt in dat hoofdje niet op.