vrijdag 20 maart 2015

Henk Hofland en de Massa 27


Met de stelligheid van een marktkoopman beweerde Henk Hofland in De Groene Amsterdammer van 12 maart 2015 over de 'enorme staatkundige en humanitaire, zich ongebreideld voortzettende ramp' in het Midden-Oosten en de Maghreb: 

Het is het hedendaags failliet van de Arabische beschaving. En sinds het begin van deze eeuw heeft het Westen metterdaad bewezen dat het daar machteloos tegenover staat. Pogingen om het tij met de oorlogen in Afghanistan en Irak te keren zijn uitgelopen op kostbare mislukkingen.

Maar het kan nog erger. Sinds jaren werkt Iran aan zijn eigen kernwapen. 

Ziedaar het simplisme van de westerse mainstream-opiniemaker, niet in staat de geschiedenis te begrijpen omdat hij de wet van oorzaak en gevolg bewust negeert, aangezien zij niet past in zijn irrationele, ideologische propaganda. Bovendien is er niemand in de gestagneerde kleinburgerlijke cultuur die de gecorrumpeerde kletsmeier er voortdurend op attendeert dat de houdbaarheidsdatum van zijn eurocentrisch mens- en wereldbeeld allang is overschreden. Als er één 'beschaving' werkelijk 'failliet' is dan is het wel het door het westen gedomineerde materialistische kapitalisme dat al vijf eeuwen lang in opperste staat van oorlog verkeert met mens en natuur, en voor het eerst in de geschiedenis met de consequenties van het eigen terreurbewind wordt geconfronteerd. In haar hedendaagse neoliberale vorm heeft deze cultuur van roof en roofbouw tegelijkertijd haar hoogtepunt bereikt als haar dieptepunt, nu zij in toenemende mate kampt met de uitputting van de grondstoffen, de ernstige en niet meer te stoppen gevolgen van de klimaatverandering, de groeiende kloof tussen arm en rijk, die zich tegenwoordig ook in het Westen voltrekt, en tenslotte met de dreiging van op handen zijnde desastreuze oorlogen over de slinkende grondstoffen en het almaar afnemende marktaandeel. En dan heb ik het nog niet eens over het uitdijende diepe wantrouwen van de westerse bevolking tegenover de politiek en de media, die op woensdag 18 maart 2015 opnieuw duidelijk zichtbaar werd toen bleek dat nog slechts 47 procent van de kiesgerechtigden gebruik maakte van het democratisch recht te stemmen. Hofland mag dan wel met een gênante pedanterie beweren dat geen enkele natie zonder een 'politiek-literaire elite' kan, een 'elite' waartoe hij allereerst zichzelf rekent, in de praktijk blijken evenwel hijzelf als zijn exclusieve club in het kleine kikkerland zelden tot nooit zich literair verder te oriënteren dan de eigen landsgrenzen. Anders had hij wel geweten dat één van de belangrijkste literaire stemmen van het Westen, de joods-Hongaarse Nobelprijswinnaar Imre Kertész, al in 1994 het onderhuidse gevoel in Europa na de val van de Sovjet Unie op de volgende, treffende wijze had verwoord:

De vraag is terecht: waarom nemen in onze tijd zelfs vreugdevolle gebeurtenissen een onheilspellende kleur aan, waarom mobiliseren ze meteen de duisterste krachten, en waarom doemen ze in het beste geval als lastige en onoplosbare problemen aan de horizon? [...]

Nu de vruchten van veertig jaar strijd zijn gerijpt en ook het tweede totalitaire rijk is gevallen (de Sovjet Unie svh), domineert een algemeen gevoel van ineenstorting, wrevel en machteloosheid. Alsof een katterige sfeer door Europa waart, alsof het op een grijze ochtend bij het wakker worden gemerkt heeft dat het in plaats van twee mogelijke werelden nog maar één werkelijke wereld over heeft, de triomferende wereld van het economisme, het kapitalisme, het ideaalloze pragmatisme, zonder transcendentie en zonder alternatief, waaruit geen doorgang mogelijk is naar de vervloekte of het beloofde land -- naar keuze... dat geluidloze ineenzakken (dat ook de fluwelen revolutie wordt genoemd) lijkt iets in de mensen kapotgemaakt te hebben, onduidelijk wat: de ethiek van het verzet, die een bepaalde stevigheid gaf in een bestaansvorm, of een soort van hoop, die misschien nooit echte hoop is geweest, maar ongetwijfeld eveneens houvast bood -- in ieder geval heeft het een einde gemaakt aan de relativiteit van de vergelijking. En hier staan we nu als overwinnaars, leeg, moe en ontgoocheld.

Aldus Kertesz haarscherpe formulering van het failliet van de westerse 'beschaving.' Maar dit ontgaat de 'politiek-literaire elite' in de polder volledig. Zij is te druk bezig met haar eigen wissewasjes, zij is teveel naar binnen gericht, te gepréoccupeerd met haar peergroup om de werkelijkheid te kunnen registreren. In plaats van beschaamd te zwijgen, voert deze zelfbenoemde en uiterst zelfgenoegzame 'elite' hier het hoogste woord. Een dwaas als Hofland kan zonder enige kritiek te vrezen van alles en nog wat beweren in De Groene Amsterdammer, het tijdschrift van deze vermeende politieke en literaire 'elite.' Het directe gevolg is dat de gekte almaar groter wordt, zoals blijkt uit zijn bewering dat 'Pogingen om het tij met de oorlogen in Afghanistan en Irak te keren zijn uitgelopen op kostbare mislukkingen.' Het staat er echt! De gewelddadige inval in Irak, onder aanvoering van de neoconservatieve macht in Washington en op Wall Street, was dus een poging 'om het tij' te 'keren,' en dat terwijl een insider als Alan Greenspan, negentien jaar lang het hoofd van de Federal Reserve, in 2007 in zijn memoires The Age of Turbulence: Adventures in a New World had gemeld:

I am saddened that it is politically inconvenient to acknowledge what everyone knows: the Iraq war is largely about oil.


September 2000 publiceerde de neoconservatieve denktank 'Project voor de Nieuwe Amerikaanse Eeuw' een toen nog geheim rapport getiteld: 'De Wederopbouw van Amerika's Verdediging: Strategieën, Strijdkrachten en Hulpbronnen voor een Nieuwe Eeuw.' In dit beleidsstuk stond onder meer: 

De Verenigde Staten heeft decennialang getracht een meer permanente rol te spelen in de regionale veiligheid van de Golf. Hoewel het onopgeloste conflict met Irak een onmiddellijke rechtvaardiging verschaft, overstijgt de noodzaak van een aanzienlijke Amerikaanse militaire aanwezigheid in de Golf het vraagstuk van het regime van Saddam Hoessein.

De 'noodzaak' van de regime-change in Irak was van doorslaggevend belang, zo verklaarde Greenspan tegenover president Bush junior: 'taking Saddam Hussein out was essential,' omdat de VS dan in staat zou zijn de 'olietoevoer veilig te stellen,' wat in de praktijk betekende dat Washington een greep zou krijgen op de olietoevoer naar China, de  rijzende wereldmacht, en grootste schuldeiser van de Amerikaanse overheid. De 'Amerikaanse toonaangevende strategie' moest volgens PNAC's geopolitieke studie 'tot zover mogelijk in de toekomst' worden voortgezet. Het roept de Verenigde Staten op om te 'vechten en om gelijktijdig in verschillende belangrijke oorlogsgebieden een absolute overwinning te behalen,' wat een 'essentiële missie' wordt genoemd. Het rapport was bedoeld als 

blauwdruk voor het behoud van de Amerikaanse wereldwijde superioriteit, om de opkomst van een grote machtsrivaal uit te sluiten, en om de internationale veiligheidsorde te laten sporen met Amerikaanse principes en belangen,

en was geschreven voor Dick Cheney, Donald Rumsfeld, Paul Wolfowitz en Lewis Libby, die drie maanden later sleutelposities in de nieuwe Amerikaanse regering bekleedden. Cheney werd vice-president, Rumsfeld minister van Defensie, Wolfowitz plaatsvervangend minister van Defensie en Libby de chef-staf van Cheney. Dat de inval in Irak in flagrante strijd was met het internationaal recht, speelde geen enkele rol, een feit dat andermaal werd erkend toen in de herfst van 2011 de Amerikaanse oud-ambassadeur bij de Verenigde Naties, de jurist John Bolton, via Fox News een mogelijke aanval op Iran rechtvaardigde met de opmerking dat de Perzische Golf

The critical oil and natural gas producing region that we fought so many wars to try and protect our economy from the adverse impact of losing that supply or having it available only at very high prices.
https://www.youtube.com/watch?v=rAgv6HaOHzM

Maar zodra feiten niet in de ideologie van opiniemaker Hofland passen, worden ze eenvoudigweg verzwegen of verdraaid. En dus liegt hij over de Amerikaanse motieven om een soeverein land met geweld binnen te vallen, en probeert hij twaalf jaar na dato de werkelijkheid zo te verdraaien dat het ineens lijkt alsof de Amerikaanse politieke en economische elite uit humanitaire overwegingen 'het tij' in 'Afghanistan en Irak' wilde 'keren.' Hoflands columns worden, zoals bij het merendeel van de commerciële massamedia, gekenmerkt door een brutaal cynisme dat de westerse samenleving van binnenuit vernietigt. Zijn beweringen propageren een verpolitiekte werkelijkheid, die inmiddels volkomen losgezongen is van de realiteit in de wereld. Imre Kertész constateerde terecht aan het eind van de twintigste eeuw dat de huidige episode:

ziek [ligt] te wentelen in haar cel, te worstelen met zichzelf, met de vraag of ze haar eigen bestaan, haar zijnsvorm, haar bewustzijn zal aanvaarden of verwerpen, en terwijl ze daar ligt, gekweld door de pijn, wordt ze afwisselend overvallen door koortsaanvallen van agressie, verlammend schuldbesef, razend verzet en depressieve machteloosheid. Ze heeft geen helder besef van haar bestaan, ze kent haar doel, haar levenstaak niet, ze heeft haar creatieve plezier en haar verheffende rouw verloren, evenals haar vruchtbaarheid -- kortom: ze is ongelukkig.

En in deze pathologische sfeer spreekt een kleingeestige opiniemaker van een armzalig weekblaadje in een piepklein land van 'het hedendaags failliet van de Arabische beschaving,' vanuit de rotsvaste overtuiging dat hij en zijn grove neoliberale doctrine de hoogtepunten vormen van de 'beschaving' in de wereld. Ondertussen getuigen zijn columns van een ernstige stoornis, variërend van 'koortsaanvallen van agressie, ' en 'verlammend schuldbesef,' tot 'razend verzet en depressieve machteloosheid.' Misschien is wel het meest aanstotende het feit dat hij en zijn 'elite' publiekelijk geen zelfrespect tonen, geen waardigheid, geen eergevoel. En een mens zonder waardigheid kan de waardigheid in anderen niet zien. Hij is dubbel gehandicapt. 



Als ik mijn generatiegenoten vraag welke boeken ze van H.J.A. Hofland hebben gelezen dan wordt steevast Tegels Lichten genoemd, andere titels van hem kent men niet. Het is tevens zijn enige boek waarin hij daadwerkelijk de elite in Nederland fundamenteel bekritiseerde. Tegels Lichten of ware verhalen over de autoriteiten in het land van de voldongen feiten verscheen in 1972, in de tijd van opzienbarende vernieuwingen en het demasqué van het onaantastbaar lijkende gezag, dat door de destijds jongere generatie dan die van Hofland werd uitgedaagd en tenslotte van zijn zetel werd gestoten. Geheel in stijl van de toenmalige tijdgeest trekt de auteur onmiddellijk van leer: 

Dit is een wordingsgeschiedenis van een verbazing; de verklaring waarom de meeste mensen, massa's en bewindvoerders, mij door brutale (onbeschaamde, naakte, grijzende) domheid hoe langer hoe meer afschuw bezorgen, en waarom ik tegelijkertijd moedelozer word als ik denk dat ik er iets aan zou moeten of kunnen doen. Zonder iemand speciaal te beschuldigen, beweer ik dat mijn generatie (1927) het slachtoffer is geworden van zijn voorbeeld. Opvoeden in het algemeen bestaat voor het grootste deel uit het dwangmatig, voorzover niet per ongeluk, geven van vage voorbeelden, die nog niet de goede hoeven te zijn. Zo ontvangt de mens het erfdeel der vaderen, maakt hij zich geëerbiedigde tradities eigen en zorgt dat opeenvolgende geslachten zelfbewust en op roemp belust met hun hoofden tegen identieke muren lopen.

Om geen misverstand te laten bestaan over welke medemensen hij op het oog had, en wat voor walging zij in hem opriepen, staat in het begin van Hoflands boek als motto het volgende:

'Toen de reusachtige tegel eindelijk zover boven de grond was gehesen dat het daglicht het onderliggende aardoppervlak overal bereikte, werden de lieren gestopt. Uit de kuil klonken knisterende en ritselende geluiden. Met een afgrijzen, zo intens dat het slechts gewekt wordt door de verschrikkelijkste vijanden van de mens, keken wij in de diepte.

De tegel was het plafond geweest van een samenstel van duizenden gangen en holtes, waarin miljoenen dieren gehuisd hadden. Hun hemel was hun nu afgenomen en in blinde angst draafden ze in alle richtingen, vergeefs op zoek naar nieuwe duisternis. Gepantserde krompotige wezens dreven kolonnes naakte, grijswitte, onophoudelijk piepende familieleden voort; velen daarvan hadden larven in de bek. Als twee kolonnes elkaar ontmoetten, volgde een zinloos gevecht waarbij velen het leven lieten.

Vette tor-achtigen, waarvan er sommige vier tot vijf maal zo groot waren als de gemiddelde kuilbewoner, renden in razende vaart over de drommen der andere wezens heen, deze met de kracht van de afzet hunner poten soms vér weg werpend.

Uit de kuil steeg een lauwe, muf-zure damp op.’ 

Uit Reginald Morrison, Lifting the Big Stone

Vanuit zijn verheven observatiepost registreert Hofland het gekrioel van de insecten, te beginnen ten tijde van de Eerste Wereldoorlog, toen de moderniteit zijn ware gezicht liet zien. Hij schrijft over de getuigenissen van die tijd:

die documenten bevatten geen melodrama meer, geen zieligheidsfactor. Ze brengen de volmaakte anonimiteit. Wat ze oproepen zijn de miljoenen min of meer rechtopgaande larven met witte ovalen in plaats van gezichten, gedierte dat aan enorme kanonnen zeult, brigades van bruine mieren, die zelfs rustend nog een zwoegende indruk maken, slangachtige formaties die zich zonder verklaarbaar motief van A naar B blijven bewegen, hoewel daardoor telkens een stuk van hun koploos lijf wordt afgehakt.

Dat zijn de bewijzen van blindheid en automatisme, die de neiging doen ontstaan om de geschiedkundige verklaringen van de Eerste Wereldoorlog, gebaseerd op nationaliteit, economie, politiek en krijgskunde te gaan beschouwen als de prestaties van vakidioten. Maar dat is het juist: alle verklaarbare, op zichzelf begrijpbare details en ontwikkelingen leiden tot een gebeurtenis van totaal andere kwaliteit. Beschrijvingen van het gewriemel, de alledaagse onbekwaamheden en de gebruikelijke samenlopen van omstandigheden zijn nodig om de ongelooflijke uitkomst zichtbaar te maken.

Dat is de legende: de Eerste Wereldoorlog als het volstrekte, niet te ontlopen onheil, de demonstratie van collectieve uitzichtloosheid. Hard werken met goede bedoelingen helpt daar niet tegen; het is er even noodzakelijk als irrelevant voor.

Zoals Hofland zelf constateert is dit 'de legende,' het volksverhaal, niet de werkelijkheid, waar de chroniqueur op zoek naar blijft. De 'legende' moet tegen het licht worden gehouden in een poging te begrijpen waarom al het 'gedierte dat aan enorme kanonnen zeult' met een kadaverdiscipline in de pas bleef lopen. Hoe is het in Godsnaam mogelijk dat de mens zo voorbeeldig aan zijn eigen ondergang meewerkt? En zo schreef in het begin van de jaren zeventig, meer dan vier decennia geleden, H.J.A. Hofland zijn 'wordingsgeschiedenis van een verbazing' over de 'brutale (onbeschaamde, naakte, grijnzende) domheid' die hem 'hoe langer hoe meer afschuw' bezorgden. Schrijvend over het Nederland tot aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog concludeerde Hofland: 

Ergens in Nederland lag inmiddels ook al menig generaal op één oor. Maar toen de Duitsers binnenkwamen werden ze gewekt. ‘De opperbevelhebber en de chef van de staf landmacht hebben zich meteen naar het hoofdkwartier begeven, de eerste per auto, de tweede per rijwiel.’

Ze hebben hun best gedaan; ze konden niet anders.

Blinde wereldvreemdheid heeft ons geregeerd; op een zwart Fongers-herenrijwiel wilden we aan de vaart der volken ontkomen.

Hoe treffend geportretteerd, het land van de kleinburger, maar ja, 'Hoe kan het anders? Een staat, opgebouwd uit welvarende burgerijen van matig grote steden en uit tamelijk tevreden boerengemeenten, is geen kweekbodem voor hetgeen men het heroïsche noemt,' maar een land waar 'Hypocrisie en farizeïsme… individu en gemeenschap [belagen]' om de grote historicus Johan Huizinga te citeren. Dit geeft tevens de verklaring voor het feit dat Hoflands toenmalige beschrijving van de Nederlander vandaag de dag precies maar dan ook precies op hemzelf slaat. Ook de door de 'politiek-literaire elite' zo geprezen 'beste journalist van de twintigste eeuw' tracht op zijn beurt met 'Blinde wereldvreemdheid,' vergeefs 'aan de vaart der volken' te 'ontkomen.' En ook hij zal, als hij het allemaal nog meemaakt, straks verschrikt opkijken wanneer zijn ideologisch mens- en wereldbeeld als het ware van de ene op de andere dag ineenstort. Uiteindelijk redt geen enkele ideologie de mens zodra de geschiedenis zijn voordeur binnenmarcheert. Dan zal Hoflands 'brutale (onbeschaamde, naakte, grijzende) domheid,' die in elk geval mij 'hoe langer hoe meer afschuw' bezorgt, zijn uitgespeeld. 

'De geschiedenis herhaalt zich, de eerste keer als tragedie, de tweede keer als klucht,' merkte Karl Marx op, maar dat was nog in een tijd toen de atoombom niet bestond. In onze tijd geldt evenwel de uitspraak die wordt toegeschreven aan Albert Einstein: 'I do not know how the Third World War will be fought, but I can tell you what they will use in the Fourth — rocks!' Na al het bloed dat is gevloeid, is nog steeds niet tot de macht en haar woordvoerders doorgedrongen dat, zoals Golo Mann zei: 'We cannot have another world war. War is the wrong word. We should ban the term "World War III" and say instead apocalypse or holocaust.' De Hoflanden in deze wereld zijn krankzinnig. Maar dat zal pas doordringen als het te laat is. Ondertussen staan de nieuwe Hoflanden al aan de zijlijn te trappelen om zijn plaats in te nemen, want overal en altijd zijn er 'Vette tor-achtigen, waarvan er sommige vier tot vijf maal zo groot waren als de gemiddelde kuilbewoner, renden in razende vaart over de drommen der andere wezens heen, deze met de kracht van de afzet hunner poten soms vér weg werpend.' Zij tonen het 'failliet' van elke 'beschaving.' 

Aan het slot van zijn Tegels Lichten, meldt de auteur zijn lezers dat:

De burgerlijke samenleving zich tot een kleptocratie [heeft] ontwikkeld, het beeld dat het publiek van de elite heeft gekregen is dat van een gecorrumpeerd gezelschap, een onoplosbare werkloosheid bedreigt het onderwijs en de fundamentele gelijkheid, en wie geen deel meer uitmaakt van de maatschappij der werkenden voelt zich aangetast in het geloof aan de zekerheid van zijn bestaan. De daden van het staatsapparaat zijn ondoorzichtig en worden door wie er nadeel van ondervinden als willekeurig ervaren,

om in de allerlaatste zin zijn eind-conclusie als volgt samen te vatten: 

Wij hebben een bananenmonarchie.

En Henk Hofland is alle jaren, nadat hij tot deze slotsom was gekomen, de spreekbuis bij uitstek geweest van het establishment in die 'bananenmonarchie.' Op tijd realiseerde hij zich dat een free-lance journalist in 'een bananenmonarchie' niet permanent 'Tegels' kan 'Lichten,' om te laten zien hoe corrupte het poldermodel is. Per slot van rekening moest er brood op de plank komen. En zo werd Henk Hofland de 'beste journalist van de twintigste eeuw,' en ontving hij daarvoor als dank de prestigieuze P.C.-Hooftprijs. Bijna iedere journalist wil wel eens een schouderklopje van de peergroup voor wie hij schrijft. In een klein land manifesteert zich een kleine journalistiek, met kleine mensen die kleine angsten en verlangens bezitten, en zich aan het eind van de rit laten belonen met een klein beeldje. Op zijn beurt accepteert het kleine publiek naast zijn eigen kleinheid tevens de kleinheid van de mainstream-opiniemakers. En aldus drijft iedereen mee met de grote stroom die geschiedenis wordt genoemd.


Henk Hofland: 'Maar het kan nog erger.' 



Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...